Deze week kwam ik tot een vreemde ontdekking. Ik word er een beetje verdrietig van, dat wel.

De afgelopen weken heb ik nog steeds regelmatig de gedachte dat ik iets wil vertellen aan mamma. Op het zelfde moment dat ik haar wil bellen, besef ik dat dat geen zin heeft. Ze is er niet.

Het is niet verdrietig of triest. Het is. Ik leg me er bij neer. Maar ik vind het ook vreemd. Mijn vader is inmiddels bijna 13 jaar geleden overleden en vanaf het moment dat hij zijn ogen voorgoed sloot, was hij er altijd. Als ik dat wil. Ik voel zijn geruststellende aanwezigheid. Vooral als ik schilder. Het is zijn talent waar ik mee werk.

Mam, waar ben je?

Ik vind haar niet

Bij mamma is het anders. Elke keer als ik haar iets wil vertellen, mis ik haar. Ik vind haar niet. Wat zou het heerlijk zijn om haar wel te vinden. Ik spreek erover met vrienden. Ze vinden het niet vreemd. Het is zoals het is. Misschien blijft het altijd zo. Dat wil ik niet. Ik gun haar zo dat ze ‘ergens’ is, waar ze mee kan genieten met ons. Met het geluk van onze kinderen. Met alles wat wij, mijn broers en zussen, haar kleinkinderen, haar gezin voor moois meemaken.

Dankzij die gesprekken, neem ik een besluit. Het is aan mij om mamma een plek te geven. Als ik denk dat ze er is, dan is ze er. De tranen lopen in mijn ogen als ik dit opschrijf, maar ik ga het gewoon doen.

Hier in het rustige geroezemoes op een terrasje in Wageningen zeg ik: ‘Proost mam, we hebben het verdiend!’