Afbeelding
Een scheve neus. Dat gaan we nog wel even rechtzetten in de volgende fase.

Als je mij op 10-jarige leeftijd had gevraagd wat mijn lievelingsdier was, had ik niet kunnen kiezen tussen een kat en een hond. Wij hadden veel dieren thuis. Hond, katten, konijn, hamsters, witte muizen, duifjes, schildpad, kikkers. Er kwam altijd van alles aanwaaien. Wij kregen weesjes of weesjes vonden ons.

Onze ouders wilden ons graag verantwoordelijkheidsgevoel leren. Elk half jaar was een ander de pineut met het voeren van de hond. ’s Morgens én ’s avonds. Het half jaar dat ik voor Pukkie zorgde, was ik absoluut de grootste fan van honden. Zo trouw en lief Pukkie voor me was. Tot mijn beurt voorbij was. Dan had onze hond een andere liefde. Zelfs samen wandelen eindigde in een tranendal, omdat hij me met riem en al om vertrok als de nieuwe ‘voeder’ ‘Pukkie’ riep. Waarschijnlijk had ik toch voor katten gekozen. Wij waren zo gek met die beesten dat ze zich gedroegen als honden. Zondagochtend liepen ze mee naar de kerk. Tot aan de huizen. En als we terugkwamen, zat poes op hetzelfde plekje weer op ons te wachten. Als kind was ik stik jaloers. Die had lekker een uurtje buiten mogen spelen.

Inmiddels hebben wij in Buren ook al weer aardig wat huisdieren versleten. Twee honden, heel veel katten, duifjes, parkietjes, kippen, konijnen en marmotten. Muizen hebben we ook, maar die hebben we onvrijwillig. En nu weet ik het niet zo goed meer, wat mijn lievelingsdier is. Als ik ga schilderen, dan schilder ik eigenlijk toch het liefst een schaap. De vraag is of dat iets met liefde te maken heeft. Ik zou ze graag in mijn tuin hebben. Maar dat is zielig. Veel te weinig ruimte. Ik loop wel graag tussen de schapen. Ik zie ze ‘gerne’. Maar op schoot hoeven ze niet. Geef me dan maar een kat. Of twee.

Afbeelding
De stijl waar mee je schildert is er gewoon. Zelfs als je niet eerder hebt geschilderd.